Voorbeeld uit KNVB opleidingboek “Zo doen wij dat effies” blz. 62
Het speelveld:
20 x 12 meter, waarvan het scoorvak 12 x 2 meter is.
Spelverloop
De balbezittende partij probeert via samenspel aan de overkant te scoren door de baal over de doellijn te dribbelen en in het scoorvak te stoppen. De tegenpartij probeert dit te voorkomen en ook te scoren.
Voorbeeld
De trainer speelt als partij-ongebonden speler met de kinderen het voorbeeld, legt de regels uit en laat vooral duidelijk zien hoe er kan worden gescoord.
Spelregels en regelingen
- Starten met de bal vanaf eigen doellijn; een speler mag de bal uitnemen.
- Na de score wordt de bal weer vanaf de eigen doellijn uitgenomen door een speler van de partij waarbij is gescoord. (de tegenstanders moeten in eerste instantie op eigen helft staan.
- Er wordt een partijtje gespeeld tot drie punten.
- Speelt een partij de bal buiten dan mag de andere partij de bal innemen door middel van dribbelen.
Veranderingen
- Variatie in de afmetingen van het speelveld: Vergroot het speelveld wanneer blijkt dat om de twee seconden van balbezit wordt gewisseld. Er ontstaat een kluit van spelers omdat ze te weinig ruimte hebben om via samenspel tot score te komen.
- Variatie in het aantal spelers. Ga van kleine aantallen van overtal naar gelijke aantallen, wanneer blijkt dat de balbezittende partij telkens te gemakkelijk scoort en de verdedigers er niet aan komen. Bijvoorbeeld van 3 tegen 2 naar 3 tegen 3.
Leermomenten
Voor de balbezitter:
- De bal over de lijn in het scoorvak dribbelen.
- Kijken waar medespeler vrij staat en de bal buiten bereik van de verdediger aanspelen
- In een vrije ruimte met de bal gaan lopen, waarbij eenvoudige richtingsveranderingen en stops kunnen worden gemaakt.
- De bal voor tegenspelers afschermen door zich tussen de bal en de tegenspeler te